woensdag 7 november 2007

Comment op het wetenschappelijk artikel: ‘Addressing the natural resource curse : an illustration from Nigeria.’



Een moerasgebied, olie en conflict, het is een combinatie die we in Nigeria aantreffen. Maar ook in andere landen…

Even herhalen wat de basistekst aanreikte: De roots van de oproer in de Niger Delta zijn: geweld, onderontwikkeling, milieuschade en de onmogelijkheid om een geloofwaardige staat te vestigen. Corruptie binnen de lokale administratie en mismanagement als overblijfsel van de militaire voorgangers, versterken de chaos.

Definiëring van de ‘resource curse’

Binnen het debat over de Nigeriaanse situatie had ik graag het concept ‘resource curse’ geïntroduceerd. Deze term uit de economische literatuur brengt een bepaalde hypothese naar voor nl. dat er een causaal verband bestaat tussen natuurlijke grondstoffen en lagere groeicijfers (in termen van BNP) binnen eenzelfde land. Dit verband kan op drie verschillende wijzen tot uiting komen. Ten eerste leiden natuurlijke grondstoffen tot rentes (=soort superwinsten), wat leidt tot ‘rent-seeking’ gedrag, wat negatieve politiek economische effecten (verspilling) en corruptie met zich meebrengt. Dit gedrag zou dus de lange termijngroei schaden. Dit effect wordt ook "de institutionele impact van natuurlijke grondstoffen" genoemd. Ten tweede zijn landen met natuurlijke grondstoffen onderhevig aan schommelingen,
voornamelijk wat betreft de prijzen van grondstoffen. Dit zou tevens een negatieve impact hebben op de groei. Ten laatste zijn zulke landen gevoeliger voor de ‘Hollandse Ziekte’, de tendens tot appreciatie van de lokale munt door positieve prijs shocks, wat leidt tot een contractie van de handelende sector (= een daling van de export, van zelf geproduceerde goederen). En omdat producerende sectoren superieur worden geacht tegenover bv. oliesectoren in termen van economische groei, wordt geconcludeerd dat bezit van natuurlijke grondstoffen een negatieve impact heeft op de lange termijn groei.

Toepassen op de Nigeriaanse situatie.

Nigeria is een grote olieproducent. Maar terwijl in 1970 het percentage van de bevolking onder de armoedegrens (1$/dag) nog 36% was, is dit in 2000, 70%. Het aantal armen steeg in deze periode met een factor 4. De inkomensongelijkheid vergrootte ook enorm. Is het land ook vervloekt door zijn olie? Zo ja, op welke wijze manifesteert het causaal verband zich?

De auteurs vonden dat de ‘Hollandse Ziekte’ als verklaring voor de Nigeriaanse economische prestaties niet voldeed. En dit om verschillende redenen: er werden geen duidelijke bewijzen geleverd dat relatieve olieprijswijzingen de handelssectoren benadeelden; de Nigeriaanse overheid had kunstmatig de officiële wisselkoers laten appreciëren opdat rentes zou worden gecreëerd in tijden van lagere olie-inkomsten. Kortom de ‘Ziekte’ bleek geen adequate verklaring voor Nigeria’s groeiprestaties.

Een andere uiting van de ‘resource curse’ bleek relevanter te zijn, nl. de verklaring van ‘verspilling’. Uit de auteurs hun berekeningen bleek dat sinds 1965, Nigeria een snelle accumulatie van fysiek kapitaal (6.7% per jaar gemiddeld) had opgebouwd. En dat olie hiervoor verantwoordelijk was, werd ontwaard bij het bekijken van de timing van die opbouw. Tussen 1973 en 1980, twee jaren van grote olieprijsshocks, steeg de voorraad kapitaal met 14 %. In deze periode stegen ook de publieke investeringen opvallend. Het aandeel van de overheid (via olie-inkomsten) in de totale kapitaalvoorraad vergrootte tussen de jaren ’60 en het einde van de tweede olieshock, substantieel. De overheidsuitgaven deden echter hetzelfde.

Een tweede soort evidentie voor verspilling werd gevonden wanneer werd gekeken naar het capaciteitsgebruik in de industrie (die vnl. door de staat werd gecontroleerd). In ’75 was dit nog 77%, tegen ’80 slechts 50% en sinds de jaren ’80 is dit niet meer geworden dan 35%. Concreet vertaald, betekende dit dat 2/3 van de overheidsinvesteringen in de industrie consistent werden verspild.

Het algemene beeld dat men hier verkrijgt is dat de Nigeriaanse overheid had over-geïnvesteerd in fysiek kapitaal en onder-geïnvesteerd in de industrie, met lage productiviteit tot gevolg. Kwantiteit werd blijkbaar belangrijker geacht dan kwaliteit.

De Nigeriaanse politiek werd reeds lang gedomineerd door de strijd over toegang tot olie-inkomsten. Diegenen die het pleit wonnen, gebruikten de olie-inkomsten om zijn achterban tevreden te stellen. Als vb. halen de auteurs de Biafran oorlog van de jaren ’60 aan, volgens hen een poging van het oosten van Nigeria (vnl. een Ibo regio) om controle te verwerven over oliereserves. Opeenvolgende militaire dictaturen hebben de olierijkdom geplunderd, met Generaal Abacha als de absolute koploper.
Dus men kan gerust stellen dat de olierijkdom het bedrijven van politiek in Nigeria op een fundamentele wijze heeft beïnvloedt. De auteurs stelden vast dat Nigeria zoals andere olie- of mineraalproducerende landen te lijden heeft onder een povere institutionele kwaliteit door deze grondstoffen. En deze institutionele zwakheid had bijgedragen tot een lagere lange termijn groei van 0,5% per jaar.

Aanbevelingen en advies.

Sala-i-Martin en Subramanian stellen dan ook een aantal aanbevelingen voor, zoals ook de International Crisis Group in de basistekst deed. De ‘natuur’ veranderen lukt niet, de olie is aanwezig en moet als een vaststaand feit worden aanzien. Wat wel kan (en moet) veranderd worden is de transparantie en verantwoordelijkheid in het managen van de olie-inkomsten (wat de ICG ook adviseert). Maar wie moet hiervoor instaan? Normaal gezien de staat, maar deze behandelt de olie-inkomsten als ‘mana dat uit de hemel komt gevallen’, met institutionele zwakheid tot gevolg en dus lagere groei. Voor de auteurs is de logische oplossing dan ook de creatie van een Nigeriaanse ‘non oil’ economie. Zo’n economie zou verkregen kunnen worden door te vermijden dat regeringsofficials rechtsreeks de olie-inkomsten kunnen beheren. Men zou deze inkomsten direct aan de Nigeriaanse burgers moeten kunnen geven, want zij zijn de legitieme eigenaars ervan.

Een voorname consequentie van de implementatie van dit voorstel zou zijn dat de Nigeriaanse overheid inkomsten verliest. En om de publieke uitgaven op niveau te kunnen houden, zullen ze nieuwe inkomsten moeten gaan genereren, waarschijnlijk via nieuwe belastingen op burgers en bedrijven. Sala-i-Martin & Subramanian concluderen echter dat het ‘moeilijker’ zou zijn om deze inkomsten verkeerd te managen dan diegenen uit rentes. De belastingsinkomsten zouden net de juiste 'incentives' geven voor goed beleid waardoor de kwaliteit van de Nigeriaanse instituties erop zou vooruitgaan.

De auteurs gaan daarna over tot een berekening van hoeveel elke Nigeriaan aan dollars zou krijgen bij een gelijke verdeling van de olie-inkomsten. Waarna ze de urgentie van de implementatie van hun voorstel benadrukken, omdat er recentelijk ook aardgas werd ontdekt. Ze vrezen dat aardgas de ‘vloek’ enkel maar kan versterken en langduriger maken.

Kritiek op deze aanbevelingen.

Voor beide auteurs lijkt de oplossing vrij simpel te zijn. Indien aan alle Nigerianen een even groot deel van de olie-inkomsten (rechtsreeks) wordt gegeven én wanneer een normaal belastingssysteem wordt ontwikkeld, zullen alle problemen van de baan zijn. Er wordt zelfs meer beloofd: versterking van de financiële instituties (omdat het olie-geld toch op een individuele rekening moet komen), versterking der democratische instellingen (want op basis van kieslijsten, de Nigerianen hun deel van de olie-inkomsten geven), donoren die spontaan de Nigeriaanse schulden weg schelden (nu het olie-geld efficiënter wordt beheert door een efficiëntere overheid) en dit binnen een kader waar machtsverschillen geen echt obstakel vormen.

Deze redeneringen lijken me toch wat te optimistisch (willen elites zomaar hun inkomsten verdelen?), en neo-liberaal (want ze erkennen overheidsfaling maar geen marktfaling).

Naar mijn mening is de ‘resource curse’ hypothese een goede ‘tool’ om naar de werkelijkheid te kijken, om vergelijkingen te maken tussen landen. De voorgestelde oplossing voor de Nigeriaanse problemen zijn echter onvoldoende. Wat is echter wel de juiste oplossing?

Gelijkenissen tussen basistekst en besproken artikel.

Beide teksten stellen transparantie voor als een manier om de corruptie aan te pakken. Ze bedoelen er echter twee verschillende zaken mee. De basistekst stelt dat ontwikkelingsinitiatieven transparanter moeten worden, dus hoeveel geld naar wie gaat en waarom. Het artikel stelt dat de overheid en de oliemaatschappijen duidelijk moeten aangeven hoe hun onderlinge transactie eruit ziet, opdat de Nigerianen elk krijgen wat ze toebehoren. Het artikel bedient de oliemaatschappijen echter een kleinere rol aan dan onze basistekst.


Een schitterend overzicht van de situatie in Nigeria: http://www.dailymotion.com/relevance/search/Nigeria/video/x3dnwx_le-dessous-des-cartes-nigeria-etat_politics, een aanrader.


Tim Lagrange

Geen opmerkingen: