dinsdag 20 november 2007

Comment op wetenschappelijk artikel: 'Seeing like an Oil Company' (James Ferguson)



Seeing Like an Oil Company: Space, Security, and Global Capital in Neoliberal Africa!


James Ferguson

Referentie:
American Anthropologist September 2005, Vol. 107, Nr. 3, pp. 377-382

Afbeelding:
A gas flare illuminates a local vigilante patrolling at night at the Agip oil and gas installation at Ebocha.


Het artikel bekritiseert de analyse van James Scott’s (1998) 'Seeing like a state'. Scott beweert namelijk dat een proces van standaardisering en éénmaking de intentie van de staat is, dit binnen een allesomvattend neoliberaal globaal kapitalisme. Ferguson wil aantonen dat deze visie slechts een deel van het verhaal is, -seeing like an oil company- is de andere visie. De staat kan evenwel streven naar homogenisering maar dit wordt dikwijls verstoord door het globale kapitaal, oliemaatschappijen in dit geval. Nieuwe vormen van ‘order and disorder’ zijn hiervan het gevolg.

Beknopte samenvatting van het artikel

De laatste jaren domineert het beeld dat Afrika niet geraakt wordt door de investeringen die ‘global capitalism’ wereldwijd te been brengen, aldus Ferguson. Toch vonden er heel wat grote investeringen plaats, al is dit in een beperkt aantal landen en voornamelijk met betrekking tot ‘mineral resource extraction’. De, volgens mij terechte, opmerking die Ferguson hierbij maakt is dat maar al te dikwijls gaat om ‘secured enclaves’ waarbij de economische opbrengsten van de ontginning nooit of in te beperkte mate de maatschappij in zijn geheel ten goede komen. Hierbij beweert Ferguson niet dat er geen juridische verbintenissen met de staat en ‘het kapiaal’ zijn, maar wel dat deze juridische verbintenissen diverse vormen kunnen aannemen. Als algemeen voorbeeld bespreekt hij Angola waar al vijfentwintig jaar ‘offshore oil extraction’ plaatsvindt. Niets hiervan komt de bevolking, of de maatschappij in zijn geheel.
Toch zijn de geïnvesteerde kapitalen (in de ‘secured enclaves’) volgens Ferguson globaal omdat “… it crosses the globe, but it does not encompass or cover contiguous geographic space. The movements of capital cross national borders, but they jump point to point, …” (pag 379). Hierbij worden staatsgrenzen simpelweg genegeerd. Het kapitaal heeft Afrika dus helemaal niet verlaten het springt enkel over ‘l’Afrique inutile’
[i]. Zo zijn grote stukken van het continent uitgesloten van ‘the global economy’. In plaats van een ‘global integration and participation’ die de staat wil, komt er een ‘global exclusion’. Sociale investeringen als gevolg van een bloeiende economie zijn dus niet aan de orde.
De staat heeft het sowieso al moeilijk om zijn legitimiteit te bewijzen en beschikt dikwijls niet over de nodige autoriteit om de investeringen te kaderen. De kracht en macht van de staat verzwakt en een nieuwe soort van ‘governance’ verschijnt op het toneel. Deze wordt deels door de oliemaatschappijen, deels door de civiele maatschappij opgenomen. Een sterke fragmentatie van de macht over verschillende, al dan niet geografische, gebieden, is hier het uitvloeisel van. Ferguson spreekt dan ook van een politiek-economisch model ‘that combine[s] mineral wealth with political intractability’. Dit politiek-economische model wordt maar al te graag in de hand gewerkt door olieontginnende bedrijven die op deze manier hun invloed in de regio behouden en hun activiteiten ongestoord kunen verderzetten zonder dat ze moeten inboeten aan het ontlopen van de belastingen en de regels.
Over de rol van beveiligingsmilities wil Ferguson ook heel wat kwijt. Bij de ontginning van grondstoffen waar enige vorm van een ‘moderne’ staat ontbreekt, is een speciale rol weggelegd voor private legers, die dikwijls lokaal gerekruteerd worden, om de olie-installaties te beschermen. Dat deze privélegers heel wat verschillende vormen kunnen aannemen wordt duidelijk bij mijn vergelijking van de tekst van Ferguson en het ganse gebeuren in de Niger-Delta context. Hierbij komt echter dat de overige lokale bevolking overbodig raakt en uitgesloten wordt. Deze proberen dan op een andere manier bij het ganse gebeuren betrokken te raken, ook dat wordt duidelijk in mijn commentaar op de Niger Delta.

Over Irak wil Ferguson het volgende kwijt: "One wonders, for instance, what sorts of mechanisms of government will emerge in the new Iraq. Will we see the emergence of a strong centralized state, legitimated through programs of national "development"? Or might Iraq instead be developed (if we care to use the term) along the lines of what we might call the "Angolan model"-wherein oil fields are secured, enclaved, and "globally" networked while the rest may be left to an endemic disorder or warfare that can conveniently be blamed on ancient primordial hatreds, irresponsible and corrupt political leaders, and so on, all loosely managed by networks of humanitarian NGO's." Net zoals in Angola is het voor oliemaatschappijen in Irak mogelijk om de productie verder te zetten in een land dat zich in een toestand van chaos en/of oorlog bevindt. Een wisselwerking tussen ‘order and disorder’ is ook hier aan de orde.

Wat met Nigeria?

In deze commentaar wil ik een vergelijking maken tussen wat Ferguson het ‘Angolan model’ noemt en de situatie in de Niger Delta. In een tweede commentaar schets ik een mogelijk scenario voor (Zuid) Irak. Op het eerste gezicht zijn er heel wat gelijkenissen tussen het ‘Angolan model’ en de Niger Delta. Ten eerste raast ook hier de olie industrie, in een gedestabiliseerde regio, door. De erbarmelijke toestanden van de lokale bevolking bevestigen de stelling van Ferguson dat het kapitaal in de Niger Delta springt van plaats naar plaats zonder hierbij de staat en/of de maatschappij te raken. Er is bijgevolg duidelijk sprake van een ‘global exclusion’ voor de lokale bevolking in de Niger Delta. Hierbij komt dat ook het belang van de private milities die de oliemaatschappijen in de Niger Delta moeten beschermen duidelijk aanwezig zijn. Ten gevolge van de bovenstaande kernlijnen ontstaan dus nieuwe vormen van ‘order and disorder’ in de Niger Delta zoals die ook in heel wat andere gebieden op deze wereld voorkomen. Tot hiertoe is het ‘Angolan model’ duidelijk toepasbaar op de regio. Toch vallen enkele verschillen op met onze basistekst van International Crisis Group en het artikel van Ferguson.

In Nigeria haalt de staat (een beetje) opbrengsten uit de olie ontginning die plaatsvindt op hun grondgebied. Een deel hiervan wordt dan ook (schijnbaar) herverdeeld onder de regio’s waar de ontginning plaatsvindt. Ook de oliemaatschappijen doen (schijnbaar) hun duit in het zakje en investeren in projecten die de ‘ontwikkeling’ in de Niger Delta ten goede komen. Echter, door corruptie en favoritisme verdwijnt heel wat geld en komt het de lokale bevolking niet ten goede. Al te dikwijls werden loze beloften gedaan. Daar waar het geld wel ten goede kwam van de bevolking resulteerde dit al te dikwijls in ‘witte olifanten’: een veelgenoemd voorbeeld hiervan zijn de lege en onuitgeruste ziekenhuizen en scholen. De blijvende armoede en uitsluiting leiden na verloop van tijd tot gewapend verzet bij de lokale bevolking. Door middel van ‘oil bunkering’ slaagden de rebellengroeperingen erin om financiële middelen te bemachtigen en zichzelf te bewapenen. Gewelddadige en brutale acties werden al vlug de enige mogelijkheid om gehoord te worden door de internationale oliemaatschappijen. De ontvoeringen van buitenlandse werknemers zorgden er dan voor dat Nigeria ook op internationaal niveau in de spotlights kwam te staan. Een extra complex gegeven is dat deze verschillende rebellengroeperingen, vaak gekenmerkt door etnische scheidingslijnen, gekenmerkt worden door verscheurde belangen. De fragmentatie van het verzet werd zeker en vast door de bedrijven en deels door de regering in de hand gewerkt. Bepaalde gemeenschappen werden bevoordeeld (cf. host communities in de basistekst) door middel van investeringen voor het algemeen welzijn, andere werden bewapend en betaald door de oliemaatschappijen om de installaties veilig te stellen en nog anderen worden compleet genegeerd. Het zijn vooral deze genegeerde groepen die als enige mogelijkheid hebben de bedrijven met geweld te treffen om ook hun eisen kracht bij te brengen.
Heeft de staat dan eigenlijk wel een homogeniserende rol in dit conflictgebied? Er zijn heel wat regeringstroepen en lokale bestuurders aanwezig in de regio maar of deze de overheid in Lagos representeren is nog de vraag. De regeringstroepen worden betaald door de oliemaatschappijen om, zoals sommige rebellengroepen, de installaties veilig te stellen. De politie, het nationale leger werkt voor de maatschappijen en niet meer voor het volk. De lokale bestuurders aangesteld vanuit Lagos worden omgekocht en gefavoriseerd. Neem hierbij traditionele machthebbers en NGO’s die ook hun deel van de koek opeisen en je krijgt een gefragmenteerd machtslandschap. Iedereen strijdt tegen iedereen, MEND[ii] is dan wel een koepelorganisatie die de vele rebellengroepen samenbrengt, maar ook hier vormen fragiele relaties de grondslag van de organisatie. Ik kan enkel vaststellen dat Ferguson gelijk heeft, ‘het kapitaal’ zorgt er als het ware voor dat de staat en zijn homogeniserende intentie helemaal verdrongen wordt.
Toch lijkt het mij dat de situatie zodanig aan het escaleren is dat de productiemethode volgens de ‘secured enclaves’ niet langer volgehouden kan worden. De productiecapaciteit van de maatschappijen draait al een tijdje niet meer op volle toeren, de lokale bevolking en/of de civiele maatschappij zijn erin geslaagd om enig verzet te bieden tegen de perverse praktijken van het ‘Angolan model’. Woordvoerders van MEND tonen ook aan dat ze hierbij tot het uiterste willen gaan. De erbarmelijke en levensbedreigende situatie in de regio zelf en de internationale aandacht voor het conflict (wegens de ontvoeringen en aanslagen) tonen aan dat verandering een noodzaak is. Er moet ingegrepen worden, maar op welke manier is nog de vraag. Volgens de basistekst is een politieke ingreep voor de hand liggend, want een militaire ingreep zal desastreus zijn voor de oliebevoorrading van het westen en de lokale bevolking. Maar wie kan en wil de stap zetten? De internationale gemeenschap kijkt voorlopig toe want zij hebben hun olie nodig, de Nigeriaanse staat beschikt volgens mij niet over de nodige middelen en legitimiteit om de situatie te veranderen. Hoelang nog voor het ‘Angolan model’ vastgeraakt in zijn eigen weefsel en barst?

En wat met Irak?

Dat het land nog steeds in een situatie van politieke instabiliteit verkeert lijkt mij duidelijk. De belangen van lokale, nationale en internationale actoren zijn ook hier complex verweven. Ferguson toonde aan dat PMC (Private Military Companies) er in slagen om de oliemaatschappijen tot nu toe behoorlijk te vrijwaren. Het ‘Angolan model’ werkt. Maar ook hier kan de vraag gesteld worden of dit nog lang zal duren. Met een heel andere voorgeschiedenis dan de Niger Delta zijn er toch heel wat gelijkenissen tussen beide regio’s vast te stellen. De bevolking van (Zuid) Irak is en zal weggehouden worden van de opbrengsten van de lucratieve olie exploitatie. Stel dat ook hier de enige mogelijkheid tot inspraak gewapend verzet is. De kans dat (Zuid)Irak in een gelijkaardige situatie als Nigeria, meer specifiek de Niger Delta, terecht komt lijkt mij logisch.

Wordt (Zuid) Irak de volgende Niger Delta?

[i] William Reno (1999) herinnert ons dat er twee verschillende Afrika’s zijn: ‘l’Afrique utile’ en ‘l’Afrique inutile’. Deze twee termen komen uit de Franse koloniale tijd. Hierbij worden de eerste beveiligde enclaves terwijl de tweede als nutteloos beschouwd worden en gewoon aan hun lot overgelaten worden.
[ii] Movement for the Emancipation of the Niger Delta

Geen opmerkingen: