donderdag 20 december 2007

Le Delta du Niger face à la démocratie virtuelle du Nigeria - Ukoha Ukiwo



Referentie : U. UKIWO (2007, juni). Le Delta du Niger face à la démocratie virtuelle du Nigeria. Politique Africaine 106. Le Nigeria sous Obasanjo. Voilences et démocratie. pp. 128-147.

Dit artikel probeert uit te zoeken waarom de burgerlijke regering in Nigeria, aan de macht sinds 1999, er niet in slaagt de crisis in de Nigerdelta op te lossen. Als gevolg van deze crisis wordt de regio nog steeds gekenmerkt door de paradox van extreme ellende enerzijds en enorme rijkdom anderzijds. De verklaring hiervoor wordt gezocht bij de twee strategieën die door politieke actoren gebruikt worden bij hun streven naar hegemonie: de strategieën van het defensief radicalisme en die van het cliëntelisme.

Het defensief radicalisme

Defensief radicalisme betekent dat de elites doen alsof ze programma’s en projecten ondersteunen om de armoede tegen te gaan. Maar dit populistisch discours wordt in de eerste plaats gebruikt als middel om aan de macht te blijven. Dit fenomeen staat in verband met het rentenierskarakter van Nigeria: de staat zelf speelt een belangrijke rol in de toegang tot economische opportuniteiten, met als gevolg dat iedereen aan de macht probeert te geraken om zo toegang te krijgen tot de olierente.

In de Niger Delta betekent dit concreet dat regionale en lokale elites de oliemaatschappijen, de federale regering en de elites ervan beschuldigen de oorzaak te zijn van de verpaupering van de regio, terwijl deze laatste de schuld precies leggen bij communautaire conflicten, problemen bij de lokale jeugd en de corruptie van traditionele chefs, het politiecorps en de bureaucraten van de regio. Beide groeperingen stellen dan ook verschillende oplossingen voor. De regionale en lokale elites zijn van mening dat de regio meer controle moet hebben over de eigen grondstoffen, terwijl de oliemaatschappijen, de regering en de elites aan de macht de nadruk leggen op het belang van good governance en transparantie in het beheer van de grondstoffen. Beide strategieën zouden tot succes kunnen leiden, ware het niet dat ze slechts gebruikt worden als dekmantel voor een hegemoniaal streven in plaats van te getuigen van een reële wil tot duurzame ontwikkeling in de regio.

Het cliëntelisme

Het cliëntelisme is een sociopolitiek systeem gekenmerkt door netwerken van patroons en cliënten. De patroons zijn meestal van hogere status en gebruiken hun positie, invloed en inkomsten om bescherming en privileges te bieden aan de cliënten, die in ruil daarvoor steun en respect moeten bieden én hun stem bij de verkiezingen.

In een politiek systeem gebaseerd op het cliëntelisme hebben beslissingen van de regering weinig invloed, tenzij ze de hegemoniale belangen van de patroons en hun cliënten dienen. Publieke goederen worden door de patroons aan de burgers onttrokken om de schulden af te kunnen betalen die ze zijn aangegaan in hun streven naar hegemonie. Ook dit staat in verband met de renteniersstaat: de staat heeft geen belastingsinkomsten nodig en kan het zich permitteren de rechten van de burgers te negeren.

Het gevolg van cliëntelisme en patronage is dat inkomsten, bedoeld voor ontwikkeling, gebruikt en verdeeld worden om belangengroepen kalm te houden. In deze context gooit de retoriek van de groepen die schreeuwen om meer controle over de grondstoffen of om good governance olie op het vuur, met als resultaat een radicalisering en mobilisatie (de jongerenmilities schieten er als paddenstoelen uit de grond) bij de bevolking van de Niger Delta.

Nefast voor de ontwikkeling van de Niger Delta

Dat beide strategieën, hoewel contradictoir, gecombineerd worden, blijkt uit het feit dat de gouverneurs van de Niger Delta de leiding hebben genomen in de strijd om de controle over de grondstoffen, maar zich tegelijkertijd ten koste van de bevolking hebben verrijkt door middel van corruptie. Beide fenomenen zorgen ervoor dat duurzame ontwikkeling in de Niger Delta systematisch wordt ondermijnd door de politieke belangen van de belangrijkste politieke actoren. Velen hoopten dat het ontstaan van de virtuele democratie in 1999 zou bijdragen tot het oplossen van de crisis in de Niger Delta, maar het tegenovergestelde blijkt waar. Precies de opening van het politieke debat en de toegang van lokale politici tot regionale leidinggevende posities zorgt ervoor dat het voor de president moeilijker is geworden de agitatie in de Niger Delta te controleren.

Nigeria als renteniersstaat

In het artikel wordt regelmatig verwezen naar de context van de renteniersstaat. Nigeria is een renteniersstaat in die zin dat het een mono-economie heeft waarin olierente een dominante rol speelt. De staat controleert die olie-inkomsten. Macht betekent toegang tot rijkdom, met als gevolg dat mensen zich in het systeem willen inkopen om ook een graantje te kunnen meepikken. Wat de machthebbers in een renteniersstaat moeten doen om hun positie te behouden, is de bevolking aan zich binden door een herverdeling van de rijkdom. Dit heeft gevolgen voor de staatsstructuren. De patrimoniale niet-nationale staat zou het best geschikt zijn als herverdelingsstaat. De renteniersstaat staat volgens de theorie lijnrecht tegenover democratische instellingen. Iedereen zoekt immers zijn persoonlijk voordeel en dat is te vinden in een samenwerking met de staat, niet in een deelname aan politiek democratisch debat. Dat creëert een vruchtbare bodem voor cliëntelisme.[1]

Vooral binnen de context van de renteniersstaat voedt het cliëntelisme de corruptie en verhindert het good governance. Ukiwo zegt expliciet dat de opening van de politieke ruimte de situatie in de Niger Delta verergerd heeft. Het defensief radicalisme is duidelijk een strategie die het democratisch discours (dat draait rond controle over grondstoffen) misbruikt voor hegemoniale doeleinden.

Heeft de verslechtering van de situatie in de Niger Delta te maken met de tegengestelde belangen van de democratie en de renteniersstaat? Zou het met andere woorden voor de rust in Nigeria beter zijn als er weer een autoritair patrimoniaal systeem geïnstalleerd werd? Olie-inkomsten geven nu eenmaal aanzet tot corruptie, cliëntelisme, autoritaire regimes en repressie (cfr. de politieke gevolgen van de resource curse) en deze zaken gaan niet samen met democratische instellingen.

Een dergelijke redenering zou betekenen dat in landen die hun inkomsten vooral uit de exploitatie van olie halen, de democratie bijna automatisch gedoemd is te mislukken. Wat dit dan zou betekenen voor de toekomst van Irak, laten we aan de verbeelding van de lezer over.

[1] Beblawi, H., The Rentier State in the Arab World, in: The Arab State, Londen, 1990, p. 85-98; Luciani, G., Allocation vs. Production States: A Theoretical Framework, in: The Arab State, Londen, 1990, p. 65-84.

Geen opmerkingen: