vrijdag 28 december 2007

“Nigerian corruption: We are all guilty.” Van M. Siollun (17 December 2007)

Comment op een tijdschrift artikel, op de website van een Nigeriaanse krant, The Port-Harcourt Telegraph (geraadpleegd op 27 december 2007).

("Max Siollun is a historian and commentator on Nigerian political and governmental issues, with a focus on those pertaining to Nigerian history and the Nigerian military’s participation in politics. He has written a number of articles regarding Nigeria ’s military coups, and is the author of books on the origins of military engagement in Nigerian politics" (http://www.nigeriavillagesquare.com/, 27 december 2007).

Siollun beschrijft hoe hij de corruptie ervaart in Nigeria, en lijkt hier voornamelijk vrij pessimistisch tegenover te staan. De in Amerika gevestigde historicus opent zijn artikel met volgend startpunt: “Nigeria is internationally famous for three things: oil, its Super Eagles football team, and its spectacular government corruption”( http://www.thephctelegraph.com/, 2007). Siollun beaamt dit, maar trekt het begrip corruptie verder open. Hij stelt dat corruptie deel is gaan uitmaken van de Nigeriaanse cultuur en dus verder rijkt dan louter de rangen van overheidsmedewerkers: Hij merkt droog op dat de Nigerianen gepercipieerd kunnen worden als een soort “commodity”: ze verkopen hun ziel aan de hoogste bieder.

De corruptie wordt door de gemeenschappen zelf bevorderd: bevriende personen die werken voor de overheid worden dadelijk gevraagd om gunsten en voordelen. Indien men zich niet verrijkt gedurende zijn mandaat bij de overheid wordt men afgeschilderd als “foolish”. De Nigerianen zijn dus in zekere zin hypocriet, en zijn zeker niet bereid afstand te doen van de voordelen die ze krijgen door corruptie en patronage ten voordelen van een hardere aanpak van corruptie in het algemeen. De instituties die zich tegenwoordig engageren met anti-corruptieacties (the Economic and Financial Crimes Commission en the Independent Corrupt Practices and Other Related Offences Commission) worden dan ook ongeloofwaardig en selectief geacht. (Zo worden er vragen gesteld bij deze instituties in een artikel in de Daily Trust, 22 December 2007: Nigeria: EFCC/ICPC/CCB - One Merger, Many Questions, http://allafrica.com/stories/200712220006.html). Echter, zo stelt Siollun, indien deze instituties elke corrupte persoon in Nigeria zou arresteren, zouden de gevangenissen overvol zitten met onder andere de overgrote meerderheid van de aanwezige werkkrachten van het land.

Siollun ziet twee mogelijk oplossingen:
Allereerst ziet hij enigszins heil in een amendement van Sectie 308 van de Nigeriaanse Wettekst, aangezien deze de immuniteit vastlegt van de staatsambtenaren. Deze ambtenaren weten zich zo boven de wet geplaatst, in een staat van straffeloosheid. De politieke voorwaarden om dit amendement door te voeren zijn zo goed als onhaalbaar.
Een tweede weg vooruit ziet Siollun in een morele revolutie, waarbij hij de verantwoordelijkheid voornamelijk legt bij het onderwijs van de volgende generatie, om zo weerwerk te bieden aan het morele verval dat hij herkent in de Nigeriaanse samenleving.

Kritische bedenkingen:
Corruptie is in een arme samenleving zoals deze in Nigeria (waarin de olieopbrengsten op zeer ongelijk wijze verdeeld worden onder de bevolking) een bijna logische manier om te overleven, status te verkrijgen en macht. Indien de familie een belangrijke sociale entiteit is, is het inderdaad logisch dat je hen help als dit kan, als je toegang hebt tot geld en midelen van de overheid. Waar Siollun op wijst is dat dit in Nigeria niet enkel gebeurt op de hoogste niveau’s van de samenleving, maar evenzeer op straat, aan bezinestations,… De gehele bevolking lijkt hiervan doordrongen. De oplossing die Siollun hiervoor oppert lijkt mij niet echt ideaal: te veel verantwoordelijkheid wordt gelegd bij het onderwijs, dat steeds de waarden van de maatschappij mee reflecteert in haar praktijken en geen redmiddel van de corruptie kan vormen in een gecorrumpeerde samenleving. Voorts legt Siollun de mogelijkheid tot ingrijpen bij de ‘de volgende generatie’, ‘de ongeborenen’. Op deze manier schuift de tijd van actie steeds op en blijft deze steeds in het verschiet, zonder dat er iets verandert aan de situatie.

Siollun meent dat het probleem zich onder andere stelt in de psychè van de Nigeriaan. Het beïnvloeden en zelfs ‘indoctrineren’(dixit Siollun) zal bijgevolg een lange tijd moeten duren, en hierop zou een terechte kritiek gegeven kunnen worden: vervalt men zo niet in een humanitair imperialisme, waarbij de Westerling (Siollun woont in Amerika en dit beïnvloedt ongetwijfeld zijn visie) de waarheid en de tips ’n tricks voor een betere samenleving uit z’n mouw kan schudden?

De auteur verbindt aan het wijdverbreid fenomeen ‘corruptie’ , waaronder hij ook het stelen en illegaal aftappen van olie aan pijpleidingen rekent, het gebrek aan een identiteit gebaseerd op ‘nationaliteit’. Immers, gewone burgers stelen op die manier van zichzelf, van hun eigen overheid, al wordt dit geenszins op deze manier gepercipieerd (en evenmin weerspiegeld in wat er in praktijk met de opbrengsten van de olie-industrie gebeurt). Zou dit dan geen deel van een oplossing kunnen betekenen: het aanwakkeren van nationalistische gevoelens en belangen? En is dit mogelijk in indien corruptie zo welig tiert?

Zoals reeds gesteld in het basisartikel van deze thematische blog, dient de Nigeriaanse overheid werk te maken van transparancy en het bestrijden van corruptie in het land. Met dit artikel trachtte ik dit aspect, dat volgens Siollun op bijna een 'basische' manier deel uitmaakt van het leven in Nigeria, te verduidelijken. Zo wordt ok duidelijk dat deze taak ('corruptiebetrijding'), bij voorkeur weggelegd voor de Nigerianen zelf zeker geen evidente aanpak of uitkomst heeft.

Het artikel van Max Siollun is terug te te vinden op http://www.thephctelegraph.com/stories/December,%202007/1712feat_02.html, geraadpleegd op 27december 2007.

Geen opmerkingen: