
Corporate Social Responsibility kunnen we begrijpen als door multinationale ondernemingen gefinancierde en uitgevoerde projecten inzake milieu, tewerkstelling en ontwikkeling in lokale gemeenschappen. De oliesector is, door de enorme ecologische, economische en sociale impact op de ‘gastgemeenschappen’ (zie vorige posts), reeds lang één van de belangrijkste spelers op deze ontwikkelingsmarkt. Het besproken artikel concentreert zich op deze laatste categorie van CSR. In ‘The false developmental promise of Corporate Social Responsibility’ analyseert Frynas de motieven en daaruit voortkomende specifieke problemen van dergelijke ontwikkelingsinitiatieven. Hij doet dit niet specifiek voor de Niger Delta, maar steunt grotendeels op zijn jarenlange onderzoek in diezelfde regio.
Motieven

Al deze motieven voor CSR hebben in de eerste plaats specifieke zakelijke doelen voor ogen, en de projecten die hieruit voortkomen overstijgen dan ook zelden eenvoudige gebaren en giften. Er is geen sprake van specifieke lange termijn ontwikkelingsdoelstellingen. Projecten worden willekeurig opgezet, al even willekeurig stopgezet en werken ongelijkheid en corruptie in de hand. Ter illustratie haalt de auteur een gelekt intern rapport van Shell uit 2001 aan dat stelt dat minder dan een derde van de projecten in opdracht van Shell volledig succesvol waren. De laatste jaren is er evenwel een evolutie in CSR naar meer gesofisticeerde ontwikkelingsprojecten, het flagrante mislukken van voorgaande initiatieven in de regio heeft de reputatie van de oliesector immers geen goed gedaan.
Evolutie en problemen van CSR in Nigeria

Conclusies
Deze korte analyse van de motieven en concepten van CSR van de oliesector in Nigeria heeft een aantal belangrijke pijnpunten van deze ontwikkelingsinitiatieven blootgelegd. Hoewel de impact van de aanwezigheid van de olie-industrie op macroniveau enorm is (zie vorige posts) situeren alle CSR initiatieven zich op het laagste niveau, namelijk dat van de families en dorpgemeenschappen. Kortom: zelfs wanneer CSR initiatieven slagen in hun opzet, is de impact hiervan zeer beperkt. De belangrijkste en voor de toekomst meest onrustwekkende vaststelling is echter dat het falen van CSR in het algemeen terug te voeren is op de initiële motieven ervan. De business agenda die er aan de grondslag van ligt is in die zin de belangrijkste belemmering voor het slagen van CSR initiatieven.
Bieden deze stijgende ‘ontwikkeling’-budgetten dan helemaal geen toekomstperspectieven voor de door de ‘Dutch disease’ geteisterde bevolking? Het is duidelijk dat voor deze complexe economische en sociale problematiek geen eenvoudige oplossing bestaat. Specifiek voor de CSR-gelden lijkt de enige mogelijke oplossing evenwel het verbreken van de link tussen de business agenda en projectontwikkeling, en concreet het kanaliseren van deze budgetten langs multilaterale organisaties (macro) en NGO’s (micro). De vraag die we ons hierbij moeten stellen is of er hoe dan ook een toekomst bestaat voor CSR buiten de zakelijke en marketingmotieven van de filantropie. Zelfs wanneer NGO’s ingezet worden beslist de geldstroom nog steeds mee in de keuze van projecten. Zoals de afbeeldingen bij deze korte tekst laten zien speelt de publiceerbaarheid van projecten een cruciale rol.
“Amateurism in the way that things are done is beyond belief, for example, the way the projects are chosen, until I understood that this was tokenism, it was about managing perceptions.”[1]
Bronnen
Hoofdbron: Frynas, G. (2005). The false developmental promise of Corporate Social Responsibility: evidence from multinational oil companies. International Affairs , 81 (3), 581-598.
Rwabizambuga, A. (2007). Negotiating Corporate Social Resonsibility Policies and Practices in Developing Countries: An Examination of the Experiences from the Nigerian Oil Sector. Business and Society Review , 112 (3), 407-430.
Afbeeldingen: Shell Nigeria. (2007). Annual Report 2006: People and the Environment.
[1] Een olie-industrie insider in Frynas, 2005, 586.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten