zondag 30 december 2007

De ecologische ramp van de Nigeriaanse olie-industrie

De voorbije maanden is op deze blog wat dieper ingegaan op de mechanismen van de groeiende Afrikaanse olieproductie, industrie en economie, en welke de (macro)economische, politieke en sociale gevolgen daarvan zijn. Voor deze laatste post in het teken van de opdracht had ik dan ook graag even kort stilgestaan bij de ecologische ramp die de groeiende olie-industrie op het Afrikaanse continent teweeg brengt, en welke de toekomstperspectieven hiervan zijn. Olie-exploitatie heeft catastrofale gevolgen voor de ‘gastgemeenschap’ en haar omgeving, olielekken en stortingen (zgn. oil-spills) hebben blijvende gevolgen voor de natuurlijke omgeving en bijgevolg ook voor de gezondheid van haar bewoners. De leefomgeving wordt bovendien nog verder aangetast door het affakkelen van het natuurlijk gas (gas flaring) dat een bijproduct is van de winning van ruwe olie.

De vervuiling door oliemultinationals is voor heel het continent moeilijk in cijfers te vatten, daarom zal ik mij hier beperken tot de gegevens die beschikbaar zijn voor de ecologische ramp in de Niger Delta. De Niger Delta beslaat een gebied van ca. 20.000 km² en herbergt ongeveer 7.000 km² van de 9.000 km² overblijvende mangrovewouden in Afrika; ongeveer 60% van alle West Afrikaanse vis zou zich in de rivieren en moerassen van de delta voortplanten.[1] Kortom de deltaregio is een van de belangrijkste ecosystemen van Afrika. Sinds 1958 wordt de delta geëxploiteerd met tot nu toe 606 installaties, waarvan er zich 360 on-shore bevinden. Een schatting van het WWF stelt dat sinds het aanvangen van de werken tot anderhalf miljoen ton olie in de delta is gestort. Ter vergelijking: dit is ongeveer 50 maal de vervuiling die de Exxon Valdez tanker in 1989 veroorzaakte, één van de grootste olierampen in de geschiedenis. De belangrijkste oorzaak van de vervuiling is naast sabotage door verschillende rebellengroepen de onaangepaste, zwaar verouderde installaties. De olievervuiling tast niet alleen de natuurlijke omgeving aan, maar bedreigt ook het inkomen van veel van de 20 miljoen inwoners van het Niger Deltagebied, de vervuiling tast immers het drinkwater, de landbouwproductie en het visbestand, waar hele bevolkingsgroepen van afhankelijk zijn, aan. Naast de constante olielekken en de regelmatige oil spills is het affakkelen van natuurlijk gas één van de belangrijkste oorzaken van vervuiling. De ‘eeuwige vlammen’ zijn niet alleen een verspilling van kostbare natuurlijke brandstof, maar reduceren de luchtkwaliteit plaatselijk tot een minimum. Bovendien zijn ze een belangrijke bron van CO2 in de atmosfeer, een schatting van de Wereldbank brengt de totale CO2 productie van het affakkelen in de Niger Delta op 35 miljoen ton per jaar.[2] Een recent onderzoek heeft vastgesteld dat 25 % van Nigeria’s bevolking een verhoogd risico op kanker loopt door de blootstelling aan toxische stoffen ten gevolge van olieproductie.[3]


Hoe wordt nu omgegaan met de ecologische ramp in de Niger Delta? Het ecologisch discours wordt momenteel gedomineerd door ‘de vervuiler betaalt’. De problematiek van Corporate Social Responsibility heb ik in een vorige post al besproken, en op ecologisch vlak lijkt het in het geval van Nigeria aan dezelfde ziektes te leiden. Aanpak van structurele vervuiling blijft een public relations project, al is er hier dankzij de hedendaagse media-aandacht voor milieuproblematiek een zekere vooruitgang op te merken.[4] Wat de periodieke olievervuiling betreft schuilt Shell (de belangrijkste olieproducent in Nigeria) zich achter het gewapend conflict en de sabotages voor de niet geruimde stortingen. Net zoals bij de ontwikkelingsprojecten van SPDC (zie post Social Corporate Responsibility) zijn er zelfs projecten gepubliceerd waar de vervuiling nog steeds aanwezig is.[5] Een ander voorbeeld van de lakse houding van de multinationale olie-industrie is Shell’s houding t.o.v. het affakkelen van gas. Sinds 2005 is de praktijk verboden, maar de oliereus verlegt steeds weer de deadline voor het afbouwen van gas flaring (momenteel 2011). Nigeria verbrandt het meeste natuurlijk gas ter wereld. Ook de overheidsinitiatieven zijn mager, en blijven veelal beperkt tot het opleggen van zware boetes voor oliestortingen.

De Niger Delta wordt geteisterd door een desastreuze ecologische ramp. CSR blijkt ontoereikend en presteert ondermaats bij de aanpak van de problemen. De grote media-aandacht voor ecologische kwesties heeft evenwel enig effect op het beleid van de multinationale oliebedrijven (cf. post CSR). Met het oog op de steeds groeiende olieproductie in Afrika gaat het continent echter een sombere toekomst tegemoet.



Bronnen

Brown, J. (26 october 2006). Niger Delta bears brunt after 50 years of oil spills. The Independent: http://news.independent.co.uk/world/africa/article1930130.ece

Eweje, G. (2006). Environmental Costs and Responsibilities Resulting from Oil Exploitation in Developing Countries: The Case of The Niger Delta of Nigeria. Journal of Business Ethics , 69, 27-56.

Miller, A. (26 februari 2006). Oil and Development in Africa. Harvard Political Review online: http://hprsite.squarespace.com/oil-and-development-in-africa/2006/2/26/oil-and-development-in-africa.html

Muanya, C. (11 december 2007). Crude oil pollution raises cancer risk among Nigerians. The Guardian: http://www.guardiannewsngr.com/news/article03//indexn2_html?pdate=111207&ptitle=Crude%20oil%20pollution%20raises%20cancer%20risk%20among%20Nigerians
Nwilo, P., & Badejo, O. (2005). Impacts and Management of Oil Spill Pollution alog the Nigerian Coastal Areas. International Federation of Surveyors: http://www.fig.net/pub/figpub/pub36/chapters/chapter_8.pdf

Zie ook Environmental Rights Action. Friends of the Earth, Nigeria: http://www.eraction.org/

[1] Brown, 2006.
[2] Eweje, 2006, p. 39.
[3] Muanya, 2007.
[4] Eweje, 2006, p. 52.
[5] Brown, 2006.

Geen opmerkingen: